Is het tijd voor één framework voor beheren van facilitair én ICT?

De hyperscalers hebben al laten zien dat de traditionele scheiding tussen ITmanagement en facilitair beheer weinig zinvol is. Deze scheiding staat een optimaal beheer van het datacenter eerder in de weg dan dat het een verdere verbetering ten goede komt. De in Europa relatief onbekende organisatie IDCA heeft een framework ontwikkeld dat beide disciplines afdekt en de applicatie centraal plaatst.

IDCA profileert zich nadrukkelijk als een internationale organisatie. Weliswaar opgezet in de Verenigde Staten richten de activiteiten van de International Data Center Authority zich nadrukkelijk op alle landen die hun digitale economie willen ontwikkelen. Daarbij gaat het dus over de volledige digitale infrastructuur van landen. Daarmee dekt men dus de gehele stack af: datacenters, cloud, connectiviteit, cybersecurity en dergelijke. “Het begint wat ons betreft allemaal bij de applicatie”, vertelde Mehdi Paryavi, de voorzitter van IDCA, onlangs tijdens een bezoek aan Nederland. “Datacenters dienen geoptimaliseerd te zijn voor het ondersteubedrijf of organisatie gebruikt om applicaties te faciliteren zijn opgenomen. Dat concept is duidelijk aangeslagen. Onze opleidingen en certificaten zijn op dit concept gebaseerd en zijn erg populair bij onder andere de grote hyperscalers. Denk dan niet alleen aan Google, Apple of Amazon, maar ook aan grote banken en dergelijke.”

Oude concepten

De meeste standaarden, best practices, compliance- en certificeringsprocessen in het datacenter stammen uit het midden van de jaren ‘90. Ze waren destijds bedoeld om de kennis en het bewustzijn van datacenter communities te vergroten, zodat de beschikbaarheid van IT en datacenters ofwel ‘uptime’ verder kon worden verbeterd. Ondanks talloze pogingen om die normen bij te werken en op één lijn te brengen met de realiteit van vandaag, pakken de reeds bestaande normen de onderwerpen die IDCA nodig acht voor de informatietechnologie-industrie niet effectief aan. Zo wordt bijvoorbeeld het Tier-classificatiesysteem gebruikt om individuele datacenterfaciliteiten met elkaar te vergelijken op het gebied van beschikbaarheid, terwijl er nauwelijks aandacht bestaat voor veel andere factoren en metingen. De IDCA is opgericht als bundeling van de nen en faciliteren van applicaties. Een onderscheid tussen facilitair en ICT is dan eigenlijk heel onnatuurlijk. Vanaf dag 1 hebben wij als IDCA het datacenter als één geheel gezien. We praten ook niet over één datacenter, maar over de datacenterinfrastructuur waarin alle faciliteiten die een kennis en ervaring van experts werkzaam voor datacenters en cloud-organisaties die tot de beste van de wereld worden gerekend. Denk aan AIG, Apple, LinkedIn, Bloomberg, Microsoft, AWS, Expedia, Nasdaq, Mitre, Comcast, Expedia en bijvoorbeeld Charles Schwab. Gezamenlijk hebben zij nieuwe standaarden voor de cloudinfrastructuur en het datacenter ontwikkeld.

Applicatie centraal

IDCA spreekt hier van het ‘Infinity Paradigm’. Dit is een raamwerk dat de leemten van en tussen de huidige industriestandaarden afdekt. Het is gericht op efficiëntie op basis van de specifieke behoeften van een bedrijf of organisatie. Dit raamwerk geeft de zakelijke belanghebbenden in feite de mogelijkheden van effectief ontwerp, planning, bediening, onderhoud en naleving om optimale statistieken voor beschikbaarheid, beveiliging, efficiëntie, capaciteit en flexibiliteit toe te passen. Uitgangspunt van het Infinity Paradigm is dat het moderne datacenter een verzameling van sites en faciliteiten is die onderling zijn verbonden en samenwerken. Het houdt rekening met deze interactie in zijn Grade Level classificatiesysteem dat al deze datacentervoorzieningen als één geheel bekijkt - met als doel het aan de gebruikers leveren van een applicatie. Daarom omvat het Infinity Paradigm dus het gehele applicatie-ecosysteem, waaronder de applicatie, het platform, de compute-capaciteit, de infrastructuur die nodig is voor het daadwerkelijk leveren van de applicatie, de IT-infrastructuur, de facilitaire infrastructuur van de diverse sites, de sites zelf en de topologie (zie figuur 1).

Vergelijking

Dit is dus een heel andere aanpak dan we bij veel andere datacenterstandaarden of -classificaties zien. Daar ligt de focus veelal op de beschikbaarheid van één datacenter en soms nog een aanvullende component. In de ogen van IDCA biedt zo’n aanpak niet voldoende om een betrouwbaar beeld te geven van de kwaliteit en de voorzieningen die een datacenter biedt. Immers, de beschikbaarheid van een enkel datacenter in een netwerk van faciliteiten die allemaal betrokken zijn bij het ondersteunen van de applicaties van een organisatie zegt op zich niet zo veel. We willen, zo stelt IDCA, juiste een goed beeld hebben van de totale datacentervoorziening van een organisatie - dus alle faciliteiten gezamenlijk. IDCA noemt dit geheel de datacentertopologie. Anders dan veel andere organisaties kijkt IDCA dus vooral naar de applicatie en het ecosysteem dat nodig is om deze applicatie met de gewenste beschikbaarheid en prestaties aan de gebruikers te kunnen aanbieden. Dat sustainability hierbij eveneens een belangrijke rol speelt, zal duidelijk zijn. Energieverbruik, CO2-voetafdruk en bijvoorbeeld afvalstromen dienen hierbij echter - net als de rest van de voorzieningen - bekeken te worden over alle sites vanwaaruit de applicatie wordt ondersteund.

In figuur 2 tenslotte is een schema weergegeven dat IDCA hanteert om het eigen framework te vergelijken met die van andere organisaties.