‘Overzicht houden in dynamische tijd’

Tijdens zijn studie Vliegtuig Elektrotechniek had Ab Vingerling nooit kunnen bevroeden dat hij zich ooit druk zou kunnen maken over de hypes en innovaties die momenteel in datacenterland over elkaar heen tuimelen. In gesprek met DatacenterWorks geeft Vingerling zijn visie op de huidige stand van zaken.

“Continu op zoek naar innovatieve oplossingen voor de datacenter-industrie en klantgericht bezig zijn.” Zo typeert Ab Vingerling de rode draad door zijn drukke werkzaamheden. Dat begon al in 1989 toen hij bij Mulder-Harderberg terechtkwam in de wereld van behuizingen, racks en kabels en waar hij de introductie van de draadgoot bewerkstelligde. Ook stond Vingerling aan de wieg van de eerste Imrak, speciaal gericht op IT-systemen die voldoende hebben aan één of twee racks.

“Die drang naar het vinden van oplossingen voor de markt is altijd bij mij gebleven”, vervolgt Vingerling. “Oplossingen zoals de Yellow Duct, een halogeenvrij kabelgootsysteem voor fiber patch cords, dat dankzij een succesvolle implementatie bij KPN ervoor zorgde dat er ook vanuit het buitenland interesse kwam en mijn internationale rol begon. Er kwamen interessante vragen op ons af waarbij de behoefte aan een compleet pakket van cable management er uit sprong.” Daar richtte zijn scope zich niet alleen op, de verbreding werd gezocht in bijvoorbeeld LED-verlichting dat zich acht jaar geleden razendsnel ontwikkelde.

“In 2009 was ik het vele reizen zat geworden”, zo gaat Vingerling verder, “en heb ik de beslissing genomen om met Polymorfo voor mezelf te beginnen. Een nieuwe start te maken met deze Griekse naam die zegt wat ik wil uitdragen: verder zoeken, verder kijken dan geplaveide paden. Polymorfo, dat in het Grieks ‘Vele Vormen, Vele Gezichten’ betekent, dekt die lading helemaal.”

Speciale situaties vragen om speciale oplossingen

Nieuwe cable management-projecten brachten Polymorfo regelmatig in het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Griekenland. “In Griekenland kwam ik via een groot project dat ik samen met IBM runde in contact met Rosenberger-OSI, een voor mij tot dan toe onbekende partij. Het bleek bij nader inzien een middelgroot Europees bedrijf die glasvezel-connectoren maakt en daarmee ook fysieke infrastructuurprojecten uitrust. Zij werken veelal voor Enterprise klanten en zijn sinds 1991 een vaste partner van IBM. Rosenberger OSI vroeg in 2010 of ik aan hun brand awareness in de Benelux en UK wilde werken, een handschoen die ik graag heb opgepakt. Vanuit die rol kwam ik met veel facility en operation managers in contact en daaruit kwamen niet alleen mooie orders, maar ook vragen voor ideeën of oplossingen voor problemen waar zij tegenaan liepen.”

Vingerling gaat verder: “Er is bijvoorbeeld in veel datacenters, zeker bij nieuwbouw, inmiddels afscheid genomen van de Yellow Duct. Men is overgeschakeld naar stalen oplossingen. Dat levert echter wel de uitdaging op om de kabels netjes en correct over de zijkant uit de goot te krijgen. Ik heb toen in samenwerking met enkele operations managers een nieuw concept bedacht: de UDF (Universele Drop-Off). Deze is nu bij diverse datacenters toegepast en door een regelmatig contact en feedback is de UDF nu uitgegroeid tot een volwassen productlijn, waarvoor bij elke bekabeling, koper of glas, serverkast of ODF een oplossing is.”

“Een andere speciale uitdaging die om een speciale oplossing vroeg, was de vraag om een datacenter te creëren met een zo klein mogelijke behuizing, modulair inzetbaar en met maximale colocatie-capaciteit. Alles gebruikmakend van de bestaande fibernetwerkringen op de diverse bedrijventerreinen. Een oplossing die in 2012 uiteindelijk uitmondde in een nieuw bedrijf: Datacontainer. Hier ligt de focus op speciale oplossingen, zoals de noodhub voor UPC die wij enkele maanden geleden hebben opgeleverd. Maar ook ideaal voor tijdelijke situaties zoals events of bij refurbishing van een datacenter.”

Datacenter als melkkoe

“Eerlijk gezegd, zeker gebaseerd op het jaar 2014, is mijn visie op de datacentermarkt en alle bedrijven daar omheen niet zo rooskleurig. Voor buitenstaanders klinkt het mooi als Microsoft en Google zich hier vestigen, maar hierdoor verdwijnt er veel werk naar de US of de UK, het design van deze datacenters wordt vanuit die landen gedicteerd en geleverd. Hetzelfde geldt voor veel van de  mensen die deze faciliteiten uiteindelijk bouwen komen daar vandaan. Dat betekent dat voor Nederlandse bedrijven de verdiensten onder druk staan. Daarnaast richten ook veel toeleveranciers uit andere bedrijfstakken zich nu op de datacentermarkt, met alle gevolgen van dien voor de kwaliteit en de prijs van de te leveren diensten en producten. De prijzen staan dan ook zwaar onder druk.” Vingerling windt er duidelijk geen doekjes om en vervolgt zijn betoog: “Als dan door prijsdruk of - nog erger - onkunde zaken worden geroepen als ‘Fiber is Fiber’ of ‘Maar de functionaliteit is toch hetzelfde’, is het voor mij duidelijk dat er bij sommige projecten stevige problemen gaan ontstaan.”

“De kosten zitten veelal in de actieve apparatuur en de software. Het fysiek netwerk is niet meer dan vijf procent van de kosten van een datacenter. Welk risico neemt u als datacenter manager dan door voornamelijk op prijs een bekabelingsoplossing te kiezen?”, zo vraagt Vingerling zich retorisch af. Ook maakt hij forse kanttekeningen bij de trends zoals high-density en het gebruik van MPO/MTP cassettes naar 99,999% LC. “Ik vind dit op zich een vreemde ontwikkeling, aangezien high-density bij een datacenter bijna altijd leidt tot problemen op het gebied van cable management. Wellicht een beetje technisch, maar een 1U 144-voudig patch-paneel is niet te managen als er niet voldoende ruimte onder dat paneel om de patch cords goed te begeleiden. En wat zie je in de praktijk? Drie of vier van die panelen onder elkaar met 1U kabelgeleidingspaneel. Vraag is dan, gebruikt u ook inderdaad die high-density? En zo ja, gaat het bij zo’n indeling dan wel goed met de patch cords? Of krijgen we dan toch weer die beroemde spaghetti-foto’s? Ik zou niet te ver gaan in deze hype en het houden bij 24 tot maximaal 48 ports per 1U paneel. Met een 1U begeleidingspaneel daaronder dus in totaal 2U.”

Vraagtekens bij cassettes

Vingerling zet ook zijn vraagtekens bij het gebruik van cassettes. “Voor het upgraden van het netwerk naar een hoger level zijn in de huidige tijd geen cassettes met dure techniek nodig. Alle apparatuur is gestandaardiseerd op LC en de cassettes werken alleen maar prijsverhogend. Ze beperken bovendien de lengte, zorgen voor hogere insertion löss en polarity issues, en zijn MPO/MTP’s gevoeliger voor stof. Een ander bijkomend probleem is dat ook glasvezelnetwerken - afhankelijk van hun toepassing - beperkingen ten aanzien van de kabellengte kennen. Voor bijvoorbeeld cloud-toepassingen geeft dat een andere invulling van dat fiber-netwerk. En dan zie je nog wel eens dat de wensen of de bestekken niet overeenkomen met de standaarden die gelden voor glasvezelnetwerken. Ook hier hebben cassettes een negatief effect.”

Soms leidt dit volgens Vingerling tot vreemde situatie: “Het uiteindelijk opgeleverde netwerk wordt gemeten en blijkt niet te voldoen aan de wensen of het bestek. De oplossing wordt vervolgens gekozen in het aanpassen van het bestek, maar niet in het verbeteren van het netwerk. Dat is bedenkelijk, mag niet mogen, maar het gebeurt wel.”

Toch ziet Vingerling ook veel positieve ontwikkelingen. “Veel partijen willen zich dankzij de aanwezigheid van goed internet, kwalitatief goede hosters en colo’s zich in Nederland vestigen met hun databeheer. Het is een dynamisch veld met genoeg potentie.” En die uitdaging gaat Vingerling graag aan!

Jos Raaphorst is uitgever
 

Dossiers