‘Gebruik van DCIM is stadium van enkel monitoring voorbij’
Dat zegt Justin Blumling, Solutions Architect bij Panduit in een interview. Ook ziet hij steeds meer datacenters die Datacenter Infrastructure Management integreren met asset management. Met name software van ServiceNow wordt daarbij veel gebruikt.
DCIM werd populair in de periode 2007-2010. Blumling: “Interessant genoeg was dat een periode waarin datacenters en IT-afdelingen weliswaar DCIM kochten, terwijl slechts een selecte groep daadwerkelijk tot implementatie over ging. Dat heeft wellicht ook te maken met het feit dat verwachtingen en de geboden functionaliteit nog wat uit elkaar lagen.”
Goed op de hoogte
Inmiddels is die kloof veel kleiner geworden. Datacenter managers en IT operations managers zijn veel beter op de hoogte van wat DCIM te bieden heeft en waarvoor we deze oplossing het beste kunnen toepassen. Lastig in die eerste periode was ook dat een aantal leveranciers DCIM-software op de markt bracht, maar vervolgens zelf werden overgenomen, waarna hun programmatuur in aangepaste vorm werd voortgezet of wellicht zelfs van de markt verdween.
Tegenwoordig ziet Blumling dat de vragen die datacenter-specialisten stellen over DCIM veranderd zijn ten opzichte van die eerste periode. Het gaat nu steeds meer over integratie met andere softwareomgevingen, of er API’s (Application Programmering Interfaces) beschikbaar zijn voor dit soort integraties, en hoe de roadmap en de planning van nieuwe software features er uit ziet. Daaruit leidt hij af dat DCIM nu veel meer strategisch is.
Aan of uit
Toch is DCIM ook vandaag de dag vooral een tool, niet een alomvattende oplossing voor ieder probleem waar een datacenter mee te maken kan hebben. Datacenters volgen nu ook veel meer een eigen koers bij hun implementatieplannen. Zij bepalen zelf hoe uitgebreid of eenvoudig zij willen beginnen. Daarvoor is het overigens niet perse nodig dat DCIM een modulaire structuur kent. Het is ook mogelijk dat bij de initiële installatie alle functionaliteit in principe al beschikbaar is, maar afhankelijk van de gekozen licentie ‘aan’ of ‘uit’ wordt gezet.
Een van de klachten van de - zeg maar - eerste generatie DCIM was dat het implementatieproces complex was. Dat had enerzijds te maken met de veelheid aan apparatuur die in de software opgenomen diende te worden. Maar ook de installatie zelf was ingewikkeld. We zien dat DCIM-leveranciers daar een oplossing voor hebben bedacht door mee te gaan in de cloud-trend. Doordat producten als SmartZone van Panduit gebaseerd zijn op Microsoft Azure of een ander standaard cloud-platform is er van een complex installatieproces geen sprake meer. Een implementatie is nu veel meer het configureren van de geboden functionaliteit in plaats van een softwarematig installatieproces. Ook wordt hiermee voorkomen dat regelmatig security updates of nieuwe versies geïnstalleerd moeten worden. Bijvoorbeeld omdat nieuwe functionaliteit beschikbaar is gekomen bij de leverancier. Dit wordt nu allemaal door die leverancier via een platform als Azure in één keer regelt.
DCIM en CMDB’s
Veel datacenters en IT-afdelingen gebruiken DCIM nog altijd vooral voor monitoring van hun fysieke infrastructuur. Dat vult men vaak aan met functies als trending, alarmering en visualisatie. Daarnaast zien we meer en meer integraties met CMDB’s (configuration management databases) waarin allerlei gegevens worden bijgehouden over IT-apparatuur. Op de vraag hoe ver die integratie tussen DCIM en IT asset management ofwel CMDB’s gaat, antwoordt Blumling dat de eerste stap vaak is dat informatie uit de onderliggende DCIM-database wordt gesynchroniseerd met die CMDB. Hij noemt daarbij als voorbeeld hoe data in SmartZone van Panduit via een API kan worden gesynchroniseerd met de CMDB van ServiceNow.
In de praktijk wil dit zeggen dat als er een nieuw apparaat wordt opgenomen in de DCIM-omgeving deze gegevens meteen worden doorgestuurd naar de IT asset management-omgeving. Door een periodieke scan van de fysieke infrastructuur in te stellen ontstaat hierdoor een goed en actueel beeld van de apparatuur en systemen in de infralaag. Een volgende stap zou dan kunnen zijn om aan die - zeg maar - asset-informatie ook realtime gegevens toe te voegen over bijvoorbeeld prestaties, beschikbaarheid en dergelijke, al komt Blumling dit soort vragen nog niet echt tegen - de hyperscalers daargelaten.
Op dit moment zien we dat samenwerking met IT asset management vooralsnog de belangrijkste integratie met andere software is voor datacenter managers. Toch kunnen we er vanuit gaan dat het aantal API’s en integraties de komende jaren stap voor stap zal worden uitgebreid. Bijvoorbeeld richting een omgeving als Splunk waarmee meer en geavanceerdere visualisaties en analyses mogelijk zijn. Of wellicht een integratie met financieel of op energiegebruik georiënteerde systemen voor rapportages.
Duurzaamheid
Een belangrijke trend in de DCIM-wereld is sowieso het meten van aspecten die met duurzaamheid te maken hebben. Dat gaat volgens Blumling verder dan enkel en alleen energieverbruik. Niet voor niets geeft hij aan dat in de volgende software release van SmartZone ook mogelijkheden zal bieden om de CO2-voetafdruk te meten (zoals de equivalent van de CO2-voetafdruk van de US EPA).
De ‘metrics’ rond duurzaamheid ontwikkelen zich snel. Soms gaat het zo snel dat zowel datacenter managers als aanbieders wel eens moeite hebben om de ontwikkelingen bij te benen. Daarom zien we dat aanbieders als Panduit hier speciale functionarissen voor aanstellen die zich fulltime op dit thema richten. Ook bij andere aanbieders van datacenter-producten en -diensten zien we dit gebeuren.
Generatieve AI
Alsof duurzaamheid als trend niet al een groot en breed onderwerp is, speelt natuurlijk ook nog artificial intelligence (AI). De afgelopen jaren hebben we al gezien dat AI hier en daar wordt toegevoegd aan de functionaliteit van DCIM. In eerste instantie, zo vertelt Blumling, was dat met name gericht op koeling en het dynamisch kunnen aanpassen van setpoints. Langzaam maar zeker zien we de toepassing van AI echter verbreden. Bijvoorbeeld richting analyses van alarmeringen en wat wel ‘anomaly detection’ wordt genoemd. Anders gezegd: door grote hoeveelheden data te verzamelen over het gedrag van systemen in de fysieke infrastructuur kunnen na verloop van tijd hierin patronen worden herkend. Afwijkingen van wat na enige tijd geldt als het normale patroon kan dan betekenen dat er zich in de technische infrastructuur veranderingen voordoen. Wie deze patronen goed weet te analyseren, kan daarmee doorgroeien in de richting van preventief onderhoud.
Dit soort analyses gaan we steeds meer in DCIM tegenkomen. Nog interessanter wordt het natuurlijk als voor het herkennen van patronen niet alleen de fysieke infrastructuur van een datacenter door een AI-tool laten analyseren, maar ook data over de IT-systemen zoals we die in CMDB’s tegenkomen. Dat zou een grote stap vooruit kunnen opleveren in het beheer van datacenters. Maar daarvoor is het nog te vroeg. Net als het nog te vroeg is, meent Blumling, voor integratie van DCIM met ‘generative AI’. Zeg maar: OpenAI’s ChatGPT. Al geeft hij wel toe dat zo’n combinatie zeker de fantasie van veel datacenterspecialisten zoals hijzelf prikkelt. In de R&D-labs van menig datacenterleverancier zal daarom ongetwijfeld nu al met ChatGPT en vergelijkbare AI-tools worden ‘gespeeld’. Het zal echter nog wel even duren voordat dit onderzoekswerk daadwerkelijk zijn weg naar DCIM en het datacenter vindt.
Justin Blumling, Solutions Architect bij Panduit.