Wat betekent nieuwe normering voor datacenters?

fire-alarm-visual_hr

Vanaf 1 juli 2017 gelden nieuwe regels voor de brandclassificatie van kabels. Wat houdt dit in voor fabrikanten, distributeurs en eindgebruikers, en wat is de impact hiervan op bekabeling in datacenters?

De nieuwe verplichtingen vloeien voort uit de Europese bouwproductenverordening ‘Construction Products Regulation’ (CPR) waarin geharmoniseerde regels zijn neergelegd voor het op de markt brengen van bouwproducten in de Europese Unie (EU). De CPR introduceert een gemeenschappelijke technische taal om de prestaties van bouwproducten te kunnen evalueren en geeft op die manier vakmensen en consumenten de mogelijkheid om hun prestatievereisten voor deze producten vast te leggen en zorgt er tevens voor dat deze producten vrij kunnen circuleren binnen de Europese Economische Ruimte (EER).

Elke EU lidstaat is verplicht om de CPR-terminologie op te nemen in zijn nationale regelgeving. Met de publicatie van de norm EN 50575 in juli 2015 is de bouwproductenverordening nu ook van toepassing op kabels. Deze geharmoniseerde Europese standaard formuleert vereisten voor kabels met betrekking tot hun brandgedrag. Specifiek gaat dit over energie-, signaal- en datakabels, zowel glasvezel- als koperkabels, die gebruikt worden in bouwwerken met het oog op permanente installatie.

dsc1954

In Nederland zijn de nieuwe eisen verwerkt in de norm NEN 8012, die de ‘Nederlandse Technische Afspraak NTA 8012’ vervangt.

Zeven brandklassen

De prestatieniveau’s zijn geclassificeerd volgens zeven brandklassen (‘EuroClass’) voor wat betreft vlamuitbreiding en hitte-uitstoot, gaande van A (niet-brandbaar) tot F (geen brandprestatie), en volgens drie bijkomende criteria voor rookdichtheid (‘s’), zuurgraad (‘a’) en vallende brandende deeltjes (‘d’). Voor kabels zijn enkel vier van de zeven brandklassen relevant: B2ca, Cca, Dca en Eca, naargelang het brandrisico respectievelijk zeer hoog, hoog, middelhoog of laag wordt geacht.

Fabrikanten mogen deze prestatieniveau’s niet zelf aangeven, maar dienen hun kabels te laten testen en certificeren door een aangemelde instantie (‘Notified Body’) die door de Europese Commissie werd geaccrediteerd.

Er zijn twee niveau’s van evaluatie- en certificatieprocedures: Systeem 1+ voor de hogere brandklassen B2ca en C ca, en Systeem 3 voor de medium tot lagere brandklassen D ca en E ca. Systeem 3 omvat enkel een typetest op kabelmonsters die de fabrikant bij een aangemelde instantie indient, terwijl Systeem 1+ ook een fabrieksaudit en continue verificatie omhelst via regelmatige productie-inspectie en willekeurige afname van kabelmonsters. Elk van deze evaluatiesystemen dient uitgevoerd te worden door een bij de EC aangemelde instantie.

Nadat de kabels zijn beoordeeld volgens deze systemen, dient de fabrikant een prestatieverklaring (DoP = ‘Declaration of Performance’) op te maken, die conformiteit met de CPR-verordening aantoont en die algemeen beschikbaar dient te worden gesteld. Dit DoP-document moet, naast het unieke referentienummer en de beschrijving van het kabeltype, de brandklasse (‘EuroClass’) en s/d/a classificaties volgens EN 50575 omvatten, alsook het identificatienummer van de aangemelde instantie die de testen heeft uitgevoerd.

cpr_classes

Diezelfde informatie dient weergegeven te worden op het etiket van de kabelverpakking (haspel of doos), met inbegrip van de CE-markering. Het is toegestaan - maar niet verplicht - om de CPR-informatie op de kabelmantel aan te brengen.

Overgangsperiode

De CPR voor kabels voorziet in een overgangsperiode van één jaar, waarin fabrikanten sinds 10 juni 2016 hun kabels mogen maken conform de nieuwe eisen (voor zover zij daartoe klaar zijn). Vanaf 1 juli 2017 wordt het dus verplicht. Het is belangrijk om toe te lichten dat fabrikanten (of invoerders) geen kabels binnen de EER meer op de markt zullen mogen brengen die niet conform zijn met de CPR-vereisten nà de datum van 1 juli 2017. Kabels die vóór die datum op de markt zijn gebracht en beschikbaar zijn in de magazijnen van distributeurs, mogen echter nog wel verkocht en geïnstalleerd worden na 1 juli 2017. In hoeverre dit echter aanvaard zal worden in bepaalde installaties is een andere vraag en dit zal afhangen van de manier waarop de CPR-verordening wordt opgenomen in elk van de EU-landen.

Hoewel er nu een geharmoniseerde Europese norm is die prestatieniveau’s definieert voor het brandgedrag van kabels, is het toch nog de plicht van elke EU-lidstaat om voor zich te bepalen welke brandklassen (‘EuroClass’) vereist zijn voor welk type gebouw en/of toepassing. Dit kan dus verschillend zijn van land tot land.

Vandaag worden binnen gebouwen in Europa reeds overwegend kabels geïnstalleerd die conform zijn met IEC/EN 60332-1 voor vlamuitbreiding, wat overeenstemt met CPR-brandklasse Eca, wat tevens de minimum vereiste is opgelegd door de EN 50174-reeks van installatiestandaarden voor communicatiebekabeling.

Methodiek

In Nederland geeft de nieuwe norm NEN 8012, op basis van de voormelde CPR-brandklassen en aanvullende criteria voor rook, zuurgraad en vallende brandende deeltjes, een methodiek voor het bepalen van de kabelkeuze. Hierbij wordt ook rekening gehouden met het beperken van de gevolgschade van brand, als dat voor de desbetreffende situatie relevant is.

Datacenters hebben vaak geen hoge bezettingsgraad en zijn doorgaans uitgerust met de meest geavanceerde systemen voor brand- en rookdetectie en -bestrijding, waardoor ten onrechte de indruk kan worden gewekt dat de juiste kabelkeuze van ondergeschikt belang zou zijn. Niets is echter minder waar, datacenters bevatten elementen en gegevens die van onschatbare waarde zijn. Schade tengevolge van brand in een datacenter kan bedrijven gedurende een zekere tijd lamleggen en bijgevolg zeer hoge immateriële schade aanbrengen.

Het voorschrijven of gebruiken van de juiste kabel in de juiste omgeving is de verantwoordelijkheid van de bouwadviseur en de eigenaar van het gebouw of de bouwheer. Deze partijen dienen zich dus vertrouwd te maken met de voorschriften van de NEN 8012 zodat zij de meest geschikte kabel voor hun toepassing kunnen kiezen.

In geval van twijfel raden we aan contact op te nemen met een deskundige!

Nancy De Clerck, Nexans Cabling Solutions

Meer over
Lees ook
Base 16-technologie in datacenters: Wat zijn de voordelen?

Base 16-technologie in datacenters: Wat zijn de voordelen?

Hyperscale- en edge-datacenters installeren of upgraden verbindingen naar 400G en 800G (2x400G), voor de overstap naar een server- en spine-leaf-architectuur. Daarbij zijn er verschillende MMF- en SMF-transceiveropties om uit te kiezen en kijkt men tevens naar multimode parallelle optica voor netwerkconnectiviteit op korte afstand.

ODF ondersteunt hoge dichtheid glasvezelinstallaties

ODF ondersteunt hoge dichtheid glasvezelinstallaties

De groei en toenemende complexiteit van IT-systemen en cloudservices, ongeacht het bedrijf en de markt waarin u werkt, blijft de behoefte aan netwerkinfrastructuur stuwen. Oplossingen voor die infrastructuur, zoals optische distributieframes (ODF's), moeten meegroeien en evolueren met de organisatie, en tegemoetkomen aan steeds compactere en daard1

Herziene NEN 8012: meer duidelijkheid over brandveiligheid van kabels

Herziene NEN 8012: meer duidelijkheid over brandveiligheid van kabels

Op 7 juli 2023 is de vernieuwde NEN 8012 over de keuze van leidingtypes gepubliceerd. Deze revisie zorgt voor een afstemming met het aangepaste Bouwbesluit uit 2020, en presenteert een vereenvoudigde norm die de toepassing ervan gemakkelijker maakt.